Met de invoering van de Huis- en hobbydierenlijst is het houden van een zeer groot aantal zoogdiersoorten in Nederland verboden: van Russische dwerghamster tot zwartstaartprairiehond, tientallen goed te houden zoogdieren zijn verleden tijd. Nog maar 30 zoogdiersoorten, grotendeels productiediersoorten, mogen in Nederland worden gehouden. De Huis- en hobbydierenlijst heeft dan ook verstrekkende gevolgen voor zowel de dieren als de dierhouders.
Daarbij lijkt de huidige regelgeving erop gericht te zijn de toegang tot de rechter voor belanghebbenden opzettelijk te bemoeilijken.
De procedure en de retributie
Om te voorkomen dat houders van zoogdiersoorten die niet op de Huis- en hobbydierenlijst zijn geplaatst de rechter kunnen verzoeken om de rechtmatigheid van deze weigering te toetsen, heeft de Minister ervoor gekozen geen direct besluit te nemen omtrent de weigering om deze zoogdiersoorten op de lijst te plaatsen. Dit gebrek aan besluitvorming betekent dat er geen bezwaar of beroep kan worden ingediend, waardoor belanghebbenden feitelijk worden afgesloten van juridische mogelijkheden. Deze aanpak lijkt bedoeld om herhaling van eerdere fiasco’s te voorkomen: de positieflijst van 2015 werd door de rechter vernietigd vanwege een ondeugdelijke beoordelingsmethodiek, wat ook het strengere Voorgenomen Besluit positieflijst zoogdieren tenietdeed.
Wil men nu opkomen tegen de weigering om hun geliefde diersoort(en) op de Huis- en hobbydierenlijst te laten plaatsen, dan moet er een verzoek tot beoordeling worden ingediend. Dit verzoek komt met een retributie van €500,-, waarvoor men een schriftelijk besluit “koopt” dat de al uitgevoerde en gepubliceerde beoordeling van hun soort vastlegt.
Immers, artikel 2.1 van de Regeling houders van dieren stelt dat een besluit om een diersoort op te nemen op de Huis- en hobbydierenlijst wordt genomen met inachtneming van de risicobeoordeling zoals beschreven in artikel 2.2a van dezelfde regeling. Dit betreft exact de risicobeoordelingen die al zijn uitgevoerd en gepubliceerd.
Deze procedure mag maar liefst een half jaar duren waarna men eerst nog in bezwaar moet bij de Minister en pas daarna de zaak aan de onafhankelijke rechter kan voorleggen.
Onnodige procedures
De huidige procedure is niet alleen kostbaar, maar ook onredelijk belastend. Bezwaar maken tegen de weigering om een soort op te nemen op de Huis- en hobbydierenlijst kan pas nadat er een besluit is genomen op het verzoek tot beoordeling. In situaties waar de kans op een negatieve uitkomst evident is—omdat de beoordeling immers allang is uitgevoerd en gepubliceerd—wordt het indienen van een aanvraag en het betalen van de kosten een zinloze formaliteit.
De vraag rijst waarom opnieuw een procedure doorlopen moet worden als de uitkomst al vaststaat. Het vereisen van een nieuwe procedure, terwijl er al een evaluatie heeft plaatsgevonden, vormt een onnodige belemmering. Dit leidt tot frustratie en wanhoop bij betrokkenen die oprecht geïnteresseerd zijn in het welzijn van de dieren.
Een oproep tot herziening
Het is onbegrijpelijk dat belanghebbenden €500,- moeten betalen om een appellabel besluit te verkrijgen. Deze financiële drempel lijkt bedoeld om de toegang tot de rechter te bemoeilijken en belanghebbenden te ontmoedigen om zich te verzetten tegen het verbod op hun diersoort.
Dit alles ondermijnt het vertrouwen in een eerlijke en transparante overheid. Het is van cruciaal belang dat de Minister deze procedure herziet en op korte termijn open en eerlijk een appellabel besluit neemt ten aanzien van de zoogdiersoorten die niet op de Huis- en hobbydierenlijst zijn opgenomen.